In gesprek met Hoofd Obligatiebeleggingen ABN AMRO Mary Pieterse-Bloem
Mary Pieterse-Bloem is actief op het snijvlak van de academische en de financiële wereld, zoals dat zo mooi heet. Ze is hoogleraar Financial Markets aan de Erasmus School of Economics, maar ook lid van het Beleggingscomité van de Private Bank van ABN AMRO. In die hoedanigheid spreekt ze mee over de allocatie van maar liefst €200 miljard. In gesprek met Jeroen Broekema van de podcast-serie Leaders in Finance gaat ze onder meer in op dit astronomische bedrag, het zoeken naar balans tussen haar twee ‘petten’ en over de noodzaak van een fiscale unie in Europa.
BNP Paribas, Dresdner Kleinwort, Lehman Brothers, ING, APG en nu ABN AMRO. Het lijstje financiële instellingen waar Pieterse-Bloem voor heeft gewerkt is tamelijk indrukwekkend en is een goede indicatie van de hoeveelheid expertise waarover zij beschikt. Bij al deze instellingen was zij actief binnen het segment ‘asset management’, met een specifieke focus op ‘fixed income’
In haar huidige betrekking als Hoofd Obligatiebeleggingen bij ABN AMRO praat ze mee over de verdeling van €200 miljard aan beheerd vermogen. Pieterse-Bloem: “Om je een beeld te geven en om het ergens aan te relateren, €200 miljard is ongeveer een kwart van het Nederlandse bruto binnenlands product. Waarom is dat zoveel geld? Dat is omdat de Private Bank niet alleen actief is in Nederland, maar ook in België, Frankrijk en Duitsland.”
Die landen illustreren uitstekend de huidige strategische richting van de bank, waarin de bank vooral dichtbij huis een rol wil spelen en niet langer in exotische oorden inclusief bijbehorende risico’s. De private banking-tak van ABN AMRO doet dat overigens al jaren op rij op een hoog niveau, onlangs nog werd zij uitgeroepen tot beste private bank van Europa.
“Ongeveer de helft van dit ingelegde vermogen is Nederlands vermogen, maar de rest komt dus uit de andere drie landen. Wat doen wij daarmee? Mensen willen graag dat wij dat beleggen. Dat doen wij ofwel op basis van een mandaat of dat doen wij op adviesbasis. Datgene waar een klant bij ons een mandaat voor afgeeft, dat wordt direct in een team, wat in het Global Investment Center zit, in de portefeuilles belegd.” Wat betreft de verdeling van het ingelegde vermogen, zo’n 30% tot 40% zit in obligaties, 50% zit in aandelen en het restant in andere beleggingscategorieën.
Wetenschap vs. bedrijfsleven
Zoals in de inleiding al aangestipt, Pieterse-Bloem is ook actief in de academische wereld. Zij is hoogleraar Financial Markets aan de Erasmus School of Economics in Rotterdam. In zijn algemeenheid is wetenschap gebaat bij een open debat, iets wat soms kan indruisen tegen opvattingen of belangen van bedrijven. Broekema wil weten in hoeverre zij over alles mag praten.
“Ik probeer natuurlijk wel zoveel mogelijk ruimte te pakken. Ik vind ook dat je je als hoogleraar over veel dingen mag uitspreken. Ik houd daar wel de hand zelf aan, want het laatste wat ik wil is op een gegeven moment bij programma's gaan praten over zaken waar ik heel weinig verstand van heb. Dus ik probeer me wel heel erg bij mijn eigen deskundigheid te houden en daar selecteer ik natuurlijk ook wel de media waarin ik optreed ook heel erg op.” Voorbeelden van zulke media zijn BNR, het FD of Buitenhof, de meer inhoudelijke nieuwsbrengers.
Pieterse-Bloem heeft overigens twee ‘almae matres’, namelijk de Universiteit van Amsterdam en de London School of Economics. In Amsterdam koos zij ongeveer alle keuzevakken die binnen de faculteit Economie beschikbaar waren. “Omdat ik ze gewoon allemaal ontzettend leuk vond.”
Dat lag in Londen wel even anders, waar een totaal andere studiecultuur heerste. Pieterse-Bloem was vanuit Nederland gewend om naast de verplichte stof veel extra te lezen. In Engeland bleek dat onmogelijk. “Alleen al de colleges en de handout was zo veel en zo pittig, vol met vergelijkingen en modellen. Tijdens de Kerstperiode dacht ik: ‘Die hele leeslijst-ambitie moet ik eruit gooien. Ik moet me gewoon concentreren op die hand-out zodat ik dat alleen al begrijp en voldoende tot me kan nemen.’ Die strategiewijziging heeft mij gered.”
De wereld na Covid-19
Een gesprek met een ‘leader in finance’ kan momenteel eigenlijk niet plaatsvinden zonder dat het over de coronacrisis gaat. Daarvoor is deze crisis te ingrijpend, ook op financieel vlak. De crisis brengt grote verschuivingen met zich mee. Volgens Pieterse-Bloem de grootste is de samenspraak van bestedingsbeleid en monetair beleid. Dat was na de grote financiële crisis anders, toen was het vooral het monetaire beleid dat de kar trok.
De samenspraak van bestedingsbeleid en monetair is de grootste verschuiving door het coronavirus.
Dat betekent eigenlijk dat de hele fiscale verruiming die je nu ziet – al die bestedingsimpulsen, steunprogramma's – nog lange tijd zal doorgaan om de economie weer terug te brengen naar volledige capaciteit. Mogelijk en ik denk zelfs zeer waarschijnlijk gaat dit de hele groene transitie van de economie financieren. Eigenlijk zijn het nu overheden die de bestedingen bepalen.”
Eurobonds
Pieterse-Bloem toont zich daarbij ook een voorstander van ‘eurobonds’, door de EU gezamenlijk uitgegeven obligaties, die vanwege de huidige noodzaak ook weleens ‘coronabonds’ genoemd worden. Die eurobonds kunnen de opmaat vormen naar een fiscale unie, maar dat is politiek voorlopig onhaalbaar. De lidstaten zijn huiverig hun resterende soevereiniteit in te leveren. De noordelijke helft vreest bovendien een permanente transferunie, de zuidelijke helft vreest Brusselse begrotingsdictaten.
“Nederland wil graag voorwaardelijkheid koppelen aan het huidige herstelfonds, wat feitelijk al eurobonds zijn. Ik denk ook dat die er moet zijn. Dat gaat over het voeren van een gezamenlijk bestedingsbeleid, dat gaat over het aanstellen van een Europese minister van Financiën, dat gaat om een zekere wederkerigheid.”
Het grootste probleem in Europa is scheefgroei, inclusief verschillende schuldenratio's.
“We hebben één heel groot probleem in Europa en dat is het probleem dat Klaas Knot ook recentelijk heeft benoemd in zijn H.J. Schoo-lezing en dat gaat over scheefgroei en het feit dat we in de verschillende landen verschillende groeipaden hebben en daarbij behorende verschillende schuldenratio's. De coronacrisis heeft dat nog weer eens een keer versterkt en daar moeten we wel de juiste mechanismen voor vinden om dat aan te pakken. Dat is een heel complexe problematiek, waarvan ik zeg dat eurobonds daar mogelijk één stukje van de puzzel van zijn om dat op te lossen, maar zeker niet de enige.”