Niet energielabel, maar gedrag bepalend voor energieverbruik

06 februari 2023 Banken.nl 2 min. leestijd
Profiel
Meer nieuws over

Door de sterk gestegen energieprijzen staat het verduurzamen van woningen volop in de schijnwerpers. Een doorsnee huishouden verbruikt in een woning met energielabel A 34% minder gas dan in een energielabel G-woning – wat met het huidige prijsplafond neerkomt op zo’n verschil van €50 per maand. Desondanks beargumenteren de economen van RaboResearch dat de relatie tussen energielabel en energieverbruik in de praktijk veel zwakker is dan in theorie.

De onderzoekers stellen dat juist gedrag van invloed is op de grote verschillen in energieverbruik. Of je de thermostaat lager zet als je het huis uitgaat, alleen de woonkamer stookt of het hele huis, en of je een hoge of juist lage temperatuur instelt heeft volgens RaboResearch-Woningmarkteconoom meer invloed op de energierekening dan het energielabel va het huis.

“Een energierekening die €50 lager is, maakt natuurlijk wel uit, maar dat verschil is minder groot dan je in theorie zou mogen verwachten”, stelt Groot. De onderzoekers hebben daarom gekeken naar de factoren die van invloed zijn op het energieverbruik. Daaruit zou blijken dat wel degelijk een verband is tussen het energielabel van een woning en het energieverbruik, maar dat de relatie met andere kenmerken veel sterker is.

Niet energielabel, maar gedrag bepalend voor energieverbruik

Zo is de leeftijd van de leden van een huishouden een factor die een belangrijke rol speelt. Zo zijn 75-plussers over het algemeen vaker thuis en zetten de thermostaat gemiddeld hoger dan jongeren. Logischerwijs speelt het aantal bewoners van een huis ook een grote rol; meer mensen betekent immers ook meer douchen. Het type en oppervlakte van een woning heeft daarentegen juist weer een kleiner effect op het verbruik.

Gedrag ontbrekende schakel

Groot legt uit dat als er gekeken wordt naar de combinatie van energielabel, type woning, oppervlakte en samenstelling van huishoudens 36 tot 39 procent van de verschillen in gebruik van gas en elektra verklaard kan worden. “We zien een grote spreiding van de mate waarin het energieverbruik van huishoudens afwijkt van het verbruik van vergelijkbare huishoudens in hetzelfde soort woning en met een gelijk energielabel.”

Mogelijke verklaringen daarvoor zijn volgens Groot te vinden in drie richtingen: beperkingen van de meetmethode om energieprestaties te meten (aannames die in de praktijk niet vaak voorkomen), technische mankementen (verkeerd geplaatste installaties of warmteverlies door naden en kieren) én dus gedrag.

Zo zou algemeen bekend zijn dat bewoners van een energiezuinige woning minder goed letten op hun verbruik dan bewoners van een slecht geïsoleerde woning. “Je ziet dan dat ze de verwarming gemiddeld hoger laten staan, omdat ze toch al in een zuinig huis wonen”, legt de econoom uit.

“Maar daarmee doe je een deel van de theoretische besparing weer teniet. Op dezelfde manier zien we bij woningen met een slecht label dat het feitelijke verbruik lager is dan verwacht, waardoor de verschillen tussen energielabels minder groot zijn dan je zou denken. Dat gedrag een factor van belang is, zien we overigens al in de cijfers: het gasverbruik van zowel huishoudens als bedrijven is dit jaar al fors afgenomen”, besluit Groot.