Financiële bijsluiters ongeschikt om consumenten te beschermen

22 maart 2019 Banken.nl 5 min. leestijd

Financiële bijsluiters bij complexe financiële producten zijn ongeschikt om consumenten te beschermen. De overheid verwacht er te veel van, zo concludeerde mr. dr. Carien de Jager in haar recente proefschrift. Voor consumentenbescherming zijn extra maatregelen nodig - van tekstvereenvoudiging tot aan het afschaffen van zeer risicovolle producten, aldus De Jager.

Financiële bijsluiters zijn maar beperkt effectief om consumenten te beschermen. Ze werken onvoldoende bij het begrijpelijk en vergelijkbaar maken van complexe financiële producten. Tot die conclusie kwam wetenschapper Carien de Jager niet zo maar. Ze analyseerde 30 jaar overheidsbeleid voor korte precontractuele informatiedocumenten over complexe financiële producten in Europa, Engeland, Nederland en Duitsland. De Jager was ook benieuwd of ze op basis van de uitkomsten iets zou kunnen zeggen over de werking van het nieuwe Europese ‘Essentiële-informatiedocument’ (Eid). Vanaf 1 januari 2018 moeten consumenten ook zo’n Eid krijgen bij onder andere beleggingsproducten (PRIIP’s).

Heel beperkt effectief. Hoe kwam u tot die conclusie?

De Jager: “Mijn onderzoek wees ten eerste uit dat informatiedocumenten niet bereiken wat ze beogen. Over drie decennia is een soort cyclus te zien: de wetgever introduceert een document met een paar doelstellingen. Maar steeds blijkt weer – onder meer uit evaluaties – dat het document niet doet wat het beoogt. Dan past de wetgever het document aan of komt met een nieuw document. Maar, na verloop van tijd blijkt weer dat consumenten ook door dit nieuwe document producten niet beter begrijpen of beter kunnen vergelijken waarna er weer een nieuw document komt enzovoort. Ten tweede bleek dat de opvatting die wetgevers lange tijd over ‘de consument’ hadden, niet klopt. Er is geen sprake van een ‘rationele consument’ die alles wil weten en lezen. Een consument waar - als je er maar informatie in stopt - als vanzelf een goede beslissing uit rolt. Consumenten zijn niet altijd rationeel. Ze overschatten zichzelf en geven verschillende interpretaties aan dezelfde informatie.”

“En tot slot blijkt uit mijn onderzoek dat bij het niet-functioneren van die documenten de wetgever de oorzaak zoekt bij de documenten zelf. Er moeten bijvoorbeeld andere plaatjes in. Of er is andere uitleg nodig. Natuurlijk is het zo dat complex taalgebruik niet bijdraagt aan begrijpelijkheid. Maar de problemen voor het niet goed functioneren van die documenten zitten vooral aan de kant van de consument. Die is niet alleen niet-rationeel. Maar hij heeft vaak ook onvoldoende kennis en vaardigheden om financiële producten te kunnen begrijpen en is niet gemotiveerd om informatiedocumenten te lezen. Begrijpelijk. Maar stuk voor stuk belemmeringen die de wetgever niet met wetgeving – dus met nieuwe informatiedocumenten – kan wegnemen.”

Weg dus met die bijsluiters?

De Jager: “Ik pleit niet voor het afschaffen van wettelijk verplichte informatiedocumenten. Er moet objectieve informatie zijn waarop de wetgever invloed kan uitoefenen. Bovendien zijn er consumenten die ze wel gebruiken en snappen. Maar heb niet te hoge verwachtingen van zulke documenten als het gaat om consumentenbescherming, is mijn punt. Wetgevers en financiële instellingen moeten zich daarvan bewust zijn.  Het is lastig te zeggen wat dan wel werkt, want dat heb ik niet onderzocht. Ik heb daar wel ideeën over. Financiële educatie zou een alternatief kunnen zijn maar daarover ben ik kritisch. Zo is het gezien de snelle veranderingen in producten maar de vraag of dat werkt. De literatuur is daar ook kritisch over. Wel belangrijk is dat de informatie die er is, vereenvoudigd wordt. 

“Essentiële beleggersinformatie (Ebi) bijvoorbeeld bevat nu veel jargon, complexe zinnen en Engelse termen. Banken zouden daar kritisch naar kunnen kijken.” 

Essentiële beleggersinformatie (Ebi) bijvoorbeeld bevat nu veel jargon, complexe zinnen en Engelse termen. Banken zouden daar kritisch naar kunnen kijken. Tegelijkertijd los je daar niet de onderliggende problematiek op. Je moet dus verder kijken dan het verstrekken van informatie als je consumenten wilt beschermen. Alternatieve maatregelen, bijvoorbeeld een verbod op zeer risicovolle producten, kan dan een betere maatregel zijn. Dit is iets waar wetgever en toezichthouders ook al mee bezig zijn.”

Vindt u dat de nieuwe Europese PRIIP’s-wetgeving (een Eid bij veel beleggingsproducten) in verhouding staat tot het gewenst effect, namelijk consumentenbescherming?

De Jager: “Een lastige vraag. Beleidsmakers willen de consument beschermen en financiële instellingen moeten veel werk verzetten om Eid’s te maken bij al die beleggingsproducten. In mijn onderzoek raad ik de wetgever aan om niet onevenredig veel tijd, geld en energie te besteden aan informatiedocumenten - juist omdat je weet dat het maar beperkt effect heeft. Financiële instellingen moeten natuurlijk wel voldoen aan de juridische voorschriften. Mijn advies aan banken? Investeer in het vereenvoudigen van informatie. Ook al is er weinig bewegingsvrijheid bij het opstellen van Ebi’s. Banken zouden daarnaast in klantgesprekken extra kunnen adviseren over de risico’s. Maar zoals gezegd is er voor consumentenbescherming niet één pasklare oplossing voorhanden. Geen consument is hetzelfde. Dat erkennen is belangrijk, maar maakt het tegelijkertijd ingewikkeld.”

Dit artikel is eerder verschenen in Bank|Wereld Online, het magazine van de Nederlandse Vereniging van Banken.