Stabiliteitscomité onderzoekt lagere maximale hypotheek

04 december 2014 Banken.nl 2 min. leestijd
Meer nieuws over

Het Financieel Stabiliteitscomité gaat onderzoeken of de maximaal toegestane verhouding tussen het hypotheekbedrag en de waarde van de woning verder verlaagd moet worden. Een lagere LTV-limiet versterkt de stabiliteit van de financiële sector en de economie daarom versterken.

LTV-limiet voor hypotheken
Ontwikkelingen op de Nederlandse woning- en hypotheekmarkt zijn van grote invloed op de financiële stabiliteit. Het comité heeft gesproken over de voor- en nadelen van een verdere verlaging van de LTV-limiet na 2018. De LTV-limiet is de maximaal toegestane verhouding tussen het hypotheekbedrag en de waarde van de woning. De limiet is nu 104% en deze wordt jaarlijks met één procentpunt verlaagd tot 100% in 2018. Recent adviseerden onder andere het IMF en de Commissie Wijffels de LTV-limiet na 2018 verder af te bouwen.

De-Nederlandsche-Bank---Hypotheek

Het FSC onderkent dat er voordelen verbonden zijn aan een lagere LTV-limiet. Deze gaat gepaard met minder sterke schommelingen op de huizenmarkt en maakt dat huishoudens minder snel onder water komen te staan, waardoor zij moeilijk kunnen verhuizen of met grote financiële problemen worden geconfronteerd bij werkloosheid of echtscheiding. Een lagere LTV-limiet kan de stabiliteit van de financiële sector en de economie daarom versterken. Hierbij dient echter ook rekening te worden gehouden met de effecten van recente hervormingen als de afbouw van de hypotheekrenteaftrek en de met de hypotheekrenteaftrek samenhangende eis om de hypotheek in de looptijd volledig en tenminste annuitair af te lossen. Deze maatregelen stimuleren aflossing en mitigeren daarmee de risico’s voor huishoudens. Tevens is de wettelijk bepaalde maximale leencapaciteit in verhouding tot het inkomen (de loan-to-income norm, LTI-norm) van belang.

Een verlaging van de LTV-limiet brengt ook kosten met zich mee. Het beperkt voor een deel van de starters de toegang tot een koopwoning, omdat zij over meer eigen vermogen moeten beschikken. Dit leidt met name in de transitiefase tot minder verkooptransacties, een grotere vraag naar huurwoningen en hogere huren, wat een negatief effect heeft op het spaarvermogen van potentiële starters. Een verlaging van de LTV-limiet zou daarom bij voorkeur geleidelijk moeten plaatsvinden.

De omvang van deze effecten is met onzekerheid omgeven. Om tot een onderbouwd advies over het gewenste LTV-beleid na 2018 te komen is nader onderzoek nodig naar de spaarmogelijkheden van jonge huishoudens en de mogelijkheden om het middensegment op de huurmarkt verder te ontwikkelen. Het comité zal hierover verder spreken op de vergadering van mei 2015.